30/05/2007

Proef mosselzaad kweken op nylon net

De vraag naar mossels is groot. Het tekort aan natuurlijk mosselzaad is echter chronisch. Mosselproducent Koninklijke Prins en Dingemanse probeert minder afhankelijk te worden van de grillen van de natuur en de medewerking van de milieubeweging. De proeven met een invanginstallatie zijn veelbelovend. Met dank aan Aristoteles. Met de nodige stuurmanskunst manoeuvreert de schipper van de WR10 zijn mosselkotter naast een zwarte buis die in het water van het Malzwin ligt, even buiten de haven van Den Helder. Twee kranen aan boord van het schip grijpen de 100 meter lange buis en tillen hem uit het water. Onder het gevaarte hangt een nylon net van 3 meter.

Zwarte spikkeltjes


Met het blote oog is alleen een groene deken van zeewier en algen te zien. Aquacultuurspecialist Ronald de Vos neemt echter meer waar. „Goede vooruitzichten”, concludeert hij. „Zie je deze kleine, zwarte spikkeltjes? Dat zijn mosselzaadjes.” En inderdaad, op het net krioelt het van de kleine zaadjes, amper met het blote oog waar te nemen. „Uiteindelijk groeien de mazen helemaal dicht met kleine babymossels.” De buizen en netten maken deel uit van de zogeheten mosselzaadinvanginstallaties (mzi), eigendom van mosselproducent Koninklijke Prins en Dingemanse (P&D) uit Yerseke. De proef met de netten is min of meer uit nood geboren. „Er is een chronisch tekort aan mosselzaad”, aldus De Vos, die verantwoordelijk is voor de installaties.
Hij wijst op twee oorzaken. Aan de ene kant speelt een laag kweekrendement de mosselkwekers parten. Zo kan een beetje storm zomaar een deel van de voorraad wegspoelen. Verder is er sprake van een „hoge voedselreservering voor natuurdoeleinden.” Oftewel, de milieubeweging steekt een stokje voor het onbeperkt vissen in de Waddenzee. Als bioloog zit De Vos op het eerste gezicht in het hol van de leeuw. „Ik ben een van de eerste biologen in dienst van een mosselkwekerij.” De Vos is als bedenker van de mzi sinds de start in 2002 bij het project betrokken, destijds als medeweker van onderzoeksinstituut TNO. Sinds vorig jaar zit hij bij P&D, al is zijn werk niet verandert. Al die jaren is de vraag: Hoe kunnen we minder afhankelijk zijn van de grillen van de natuur?


MZI


Een mzi geeft een voorlopig antwoord. „Met een mzi vang je niets, je biedt iets aan. We maken gebruik van de natuurlijke neiging van larven om zich te hechten”, aldus de bioloog. „Op het net groeien de larven uit tot mosselzaad. Vervolgens kunnen we oogsten. Een soort bek zakt dan aan weerszijden langs de buis, waarna borstels langs het net schrapen. Door de juiste hoek te kiezen, valt alleen het zaad naar beneden en blijven de larven zitten. Het zaad wordt opgevangen en in het schip gepompt. Vervolgens worden de babymossels uitgestrooid over andere percelen, waar ze volledig tot wasdom kunnen komen. De totale cyclus duurt ongeveer twee tot drie jaar.” Sinds januari van dit jaar bezit P&D een schip dat speciaal voor de mzi is aangepast. De WR10 Johan Prins is een traditionele mosselkotter, maar op het dek staan twee kranen en een oogstmachine. Zogeheten spudpalen zorgen ervoor dat het schip tijdens inspectie en oogst op een plek blijft liggen. Ook is de voortstuwing aangepast. De motor stuwt het water naar onderen, om te voorkomen dat de stroming larven van de netten blaast.
Begon de proef met zes buizen, inmiddels liggen er zestig verankerd in het Malzwin, de grens tussen Waddenzee en Noordzee. P&D heeft een vergunning voor april tot en met oktober van elk jaar, in de winterperiode krijgen de buizen noodgedwongen een plekje in de haven van Den Oever. Het mosselbedrijf uit Yerseke krijgt subsidie van het ministerie, maar moet zelf „ook fors in de buidel tasten.” De resultaten zijn echter hoopvol. De Vos verwacht voor dit jaar een oogst van 1,8 tot 2 miljoen kilo mosselzaad. Ter vergelijking: de mosselvissers mogen in 2007 maximaal 20,4 miljoen kilo uit de vrije natuur opvissen. „Voor P&D levert de mzi dit jaar al meer dan het eigen quotum.” De Vos merkt dat er veel belangstelling is voor de gepatenteerde installatie. De bedenker van het systeem krijgt veel vragen uit ScandinaviĆ«, Ierland en Duitsland. Hij relativeert zijn bijdrage. „Het idee gaat terug tot de Griekse filosoof Artistoteles. Toen probeerden ze al schelpdieren aan touwtjes te krijgen. Het belang van dit systeem groeit naarmate de beperkingen toenemen.”