Luxebadplaats gelegen tussen enerzijds ten westen Knokke-Bad en Knokke-Dorp, en anderzijds aan oostzijde aansluitend bij de wijken Oosthoek, Hazegras en het Kalf. De uitgestrekte residentiële verkaveling van het oorspronkelijk duinengebied werd vanaf 1908-1909 gerealiseerd onder leiding van de "SA Compagnie Immobilière Le Zoute" naar ontwerp van de Duitse urbanist-architect Joseph Stübben. Aangelegd als groenrijke tuinwijk met organisch wegenpatroon, gesitueerd rond de loodrechte assen Zoutelaan en Sparrendreef en de gebogen as Elisabetlaan, waarin voornamelijk residentiële exclusieve bebouwing gekenmerkt door losse villabouw. Ten noorden daarvan, in het verlengde van de reeds bestaande zeedijk (cf. Knokke-Bad), de strandboulevard van Het Zoute, verbonden door loodrecht erop aansluitende "rampes" of hellingen met de evenwijdig gelegen Kustlaan ten zuiden ervan. Hier vestiging van op een kapitaalkrachtig publiek gerichte handelszaken, geweerd uit de villawijken waar de woonfunctie centraal staat. Het huidige Albertplein fungeert als centraal punt, met concentratie van horecagelegenheden. Het Zoute omvat tevens nog twee duincomplexen met relatief grote omvang, nl. de "Golf" met het erbij aansluitende Koningsbos en het huidige natuurreservaat het Zwin (ten noordoosten).
In het laatste kwart van de 18de eeuw (1783-1787) indijking van de Zoutepolder door aanleg van de Zoutedijk tussen de duinen van de Kleine Vlakte en die van rond het Sint-Paulusfort, aansluitend op de Nieuwe Hazegraspolderdijk. In de eerste helft van de 19de eeuw ontwikkeling van het oude oorspronkelijke Zoute, een gehucht met als kern een groepje huizen in de driehoek van de huidige Emile Verhaerenlaan-Amerikapad-Sparrendreef. De bewoners zijn dagloners die de arme zandgronden van de Zoutepolder ontginnen. Verschillende eigenaars van de gronden in de Zoutepolder, o.m. Philippe-François Lippens (reeds mede-eigenaar in 1784) en Charles-Joseph Serweytens (1855), stellen vast dat gedeelten van de duinen zich door hevige winden verplaatsen. In 1836-1845 worden dan ook aanzienlijke hoeveelheden houthagen en helm geplant. In 1845 overstroming van de polder door een stormvloed uit het Zwin die de Zoutepolderdijk teistert. In 1862 duinaanwinst tussen Zoute en Zwin na eerste ontzanding met aantasting van de strandduinen ter hoogte van het latere Knokke-Bad. Om verdere opstuiving van de duinen te vermijden beplant de Watering van de Zoutepolder in 1865 de Blinkaartduinen en -panne met o.m. doornen en sparren, wat in de loop der jaren zou uitgroeien tot het huidige Sparrenbos aan de Blinckaertlaan. Verdere grote aanplantingen ter afzoming van o.m. de huidige Blinckaert- en Boslaan (1885), de huidige Zoutelaan (1888) en de Konijnendreef (1890) en ten oosten van de z.g. Lekkerbek, dit is de oostgrens van de huidige Zeedijk-Het Zoute, in de z.g. Zandplaat.
Op het einde van de 19de eeuw en in het begin van de 20ste eeuw reeds enkele schuchtere initiatieven ter ontsluiting van de Zoutepolder. In 1900 wordt voor enkele Engelse golfspelers één van de eerste golfterreinen op het continent aangelegd, met name in de z.g. Kleine Vlakte, tussen de latere Elisabetlaan, Kustlaan en de Lekkerbek. Een houten chalet in de nabijheid van het later aangelegde Franspad doet dienst als clubhouse. Op vraag van E.H. A. Hull, kapelaan te Brugge, schenken de eigenaars van de Zoutepolder in 1905 een stuk grond gelegen aan de huidige Zoutelaan nabij het kruispunt met de Piers de Raveschootlaan, voor de oprichting van een Engelse kapel ten behoeve van de Britse badgasten. In 1906 reeds aanleg van enkele wegentracés doorheen de Zoutepolder tussen Knokke-Dorp en de Oosthoek, o.m. de huidige Zoutelaan.
Teneinde te verhinderen dat het domein van de Zoutepolder door erfenissen in verschillende eigendommen wordt opgesplitst met een verschillend beleid per eigenaar, richt men te Gent in 1908 de "SA Compagnie Immobilière Le Zoute" op onder impuls van de neven Raymond en Maurice Lippens en Piers de Raveschoot. Na de ontbinding en de vereffening van de N.V., in 1931 heropgericht te Brussel onder dezelfde benaming; na de Tweede Wereldoorlog wordt Knokke als zetel verkozen. De maatschappij zal baanbrekend werk verrichten om, ca. dertig jaar na de uitbouw van Knokke-Bad, de nieuwe badplaats Het Zoute te ontwikkelen en er de nodige aantrekkingskracht aan te geven. De voornaamste doelstelling is een "cité-jardin" aan te leggen met een eigen urbanistisch karakter, contrasterend met andere -meer stedelijke- badplaatsen, waarin sport, rust en comfort centraal staan, dit alles gericht op een kapitaalkrachtig publiek.
Voor het stedenbouwkundig concept doet men beroep op de Duitse urbanist-architect Joseph Stübben, adviseur van koning Leopold II en reeds betrokken bij diverse urbanisatieprojecten in België, o.m. aan de kust, in casu bij Duinbergen en De Haan. Het contract wordt afgesloten op 12 november 1908. In tegenstelling tot de verkaveling van het consortium Verwee-Van Bunnen-Dumortier van 1887, gekenmerkt door een strak en rechtlijnig stratenpatroon (cf. Knokke-Bad), besluit hij vanaf de grenslijn van de Zoutepolder over te gaan tot een eerder pittoreske en landschappelijke aanleg met de natuurlijke geografie van het duinenlandschap als uitgangspunt. De aanpak is nauw verwant aan wat enkele jaren tevoren werd gerealiseerd in o.m. De Panne, De Haan en Duinbergen. Door de natuurlijke glooiingen in het terrein ontstaat een enorme verscheidenheid aan zichten en oriëntatie, wat de open verkaveling een specifiek landschappelijk karakter geeft, aanleiding tot de latere benaming "Knokke-Tuin der Noordzee". Bovendien is de afbakening van kavels erop afgestemd om een maximum aan rust en privacy te garanderen.
Een eerste bouwreglement, daterend van maart 1909, het z.g. "Cahier des charges général pour la vente des terrains et des villas", eveneens opgesteld door Joseph Stübben in opdracht van de Compagnie Immobilière Le Zoute, moet een exclusieve kwaliteitsarchitectuur garanderen. Aan de eigenaars worden strenge voorschriften voorgelegd om te komen tot een homogeen geheel, dit inzake o.m. hygiëne (aansluiting op rioleringen), respecteren van bouwhoogte en rooilijnen, modaliteiten van betaling en verplichting om binnen één jaar te bouwen. Een tweede bouwreglement van 1921 geeft aanvullingen met betrekking tot het architectuuresthetisch en het materieel-technisch aspect.
In een conventie van 1908 tussen de Staat en de Compagnie wordt beslist de bestaande zeedijk van Knokke 1500 m uit te breiden in oostelijke richting tot aan de Oosthinderstraat, de z.g. "Leopolddijk", de huidige Zeedijk-Het Zoute; de eerste steenlegging gebeurt op 5 juli. Tevens aanleg van het Albertplein, het toenmalige Leopoldplein (1908-1909). Tussen 1909-1912 verlenging van de dijk met 425 m tot aan de z.g. Lekkerbek en aanleg van vier golfbrekers. Verkaveling van de grond langs de zeedijk in rechthoekige blokken bestemd voor aaneengesloten bebouwing, in contrast met de meer landinwaarts geplande tuinwijk. In 1909 bouw van het "Grand Hôtel du Zoute" als kiem voor de verdere ontwikkeling van de badplaats met de bouw van de eerste villa's en hotels, o.m. "Terminus", "Zomerlust" en "Hotel Jacobs". Aanleg van o.m. Helmweg, Elisabetlaan, Zoutelaan, Sparrendreef en Kustlaan, laatstgenoemde parallel met de zeedijk en ermee verbonden door vijf "rampes" of hellingen.
In 1911 bouw van de "St. George Anglican Church" op de hoek van de Zoutelaan en de Nieuwpoortstraat naar ontwerp van architect A. Pirenne, ter vervanging van de te klein geworden meer westelijk gelegen eerste Engelse kapel.
De Compagnie realiseert nog vóór de Eerste Wereldoorlog alle openbare nutwerken die nodig zijn voor een duurzame ontwikkeling van de badplaats. In 1910-1911 oprichting van de "SA Eclairage Electrique du Zoute" met locatie dichtbij het kruispunt van de Zoutelaan en de Piers de Raveschootlaan. In 1912 wordt de elektrische tramlijn doorgetrokken van Blankenberge tot Het Zoute. In het najaar van 1912 leveren prospectieboringen naar steenkool in de buurt van de Lekkerbek opborrelend zout water op; op deze kunstmatige bron oprichting van een klein gebouw bereikbaar vanaf de zeedijk via een smal pad. In 1914 bouw van de z.g. "Source Thermale" of "Trinkhall" naar ontwerp van architect A. Pirenne (Knokke), tot 1925 in gebruik als kuuroord. In de jaren 1913-1914 wordt een waterleidingnet aangelegd. In een eerste fase gebeurt dit in de Brem-, Albert-, Piers de Raveschoot-, Elisabet- en Zoutelaan. In de Brabantse Panne worden 30 boorputten voorzien voor de eigen waterwinning. Eerste zuiveringsstation aan de Zoutelaan en de huidige Marcellaan naar ontwerp van architecten Boddon en Pompe, uitgevoerd door firma Watté en Demuyter, in gebruik tot 1927-1928. Daarnaast wordt ook aandacht geschonken aan het recreatieve aspect. Zo wordt in de periode 1912-1914 een nieuw -huidig- golfcircuit uitgebouwd naar ontwerp van de Britse golfontwerper H.S. Colt. Dit gebeurt na aankoop van gronden in de Brabantse panne, de Blinkaartduinen en de Magere Schorre door de "Knocke Golf Club Soc. Coopérative", die twee golfterreinen met omlopen van 18 holes laat aanleggen, waardoor het natuurlijk uitzicht van het gebied grotendeels verloren gaat. Tevens bouw van een clubhouse (1910) en villa (1912) als verblijf voor de golfleraar nabij de Binnenhoflaan. Ook worden in 1910 tennispleinen aangelegd in de Zoutelaan en vanaf 1911 vliegmeetings gehouden ter hoogte van de huidige Zwinbosjes.
Vanaf 1913-1914 start de Compagnie een grootscheepse publiciteitscampagne voor de nieuwe badplaats Het Zoute, waarin de nadruk gelegd wordt op de combinatie van de charme van het landschap en het moderne comfort van de voorzieningen, waardoor het aantal badgasten al spoedig stijgt en de bouwactiviteit op gang komt.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt het duinengebied door de Duitsers uitgebouwd ter verdediging van de marinebasis te Zeebrugge. Het golfcircuit wordt in gebruik genomen als oefenterrein, met aanleg van o.m. loopgraven, bunkers en artillerie-instellingen. In de Zwinduinen aan de Lekkerbek wordt een batterij opgetrokken. Na de oorlog werkt de Compagnie verder aan de uitbouw van Het Zoute. De faam van deze villawijk met alle modern comfort, diverse sportvoorzieningen, nabijheid van natuur en zee was in de jaren 1920 bekend in heel Europa. Aanleg van de Bronlaan doorheen de Kleine Vlakte en verlenging van de zeedijk vanaf de Lekkerbek in 1923. De tramlijn Station-Van Bunnenplein wordt verlengd tot het huidige Albertplein en in 1928-1929 via een dubbel spoor langs de Kust- en Bronlaan uitgebreid tot de Oosthoek en de grens met Nederland (Retranchement); daarnaast opening van de lijn Albertplein-Lippenslaan via de Elisabet- en Zoutelaan zodat in lussen kan gereden worden.
In 1926 wordt ten zuiden van het golfterrein, in de huidige Helmweg, een "waterkasteel" opgericht naar ontwerp van ingenieur Putzeys, in 1928 aangepast om het Albertstrand te voorzien van water. Het gemeentebestuur neemt de installatie over van de Compagnie. Een nieuw waterzuiveringsstation wordt gebouwd aan de Hazegrasstraat door aannemer A. Lamote (Knokke). In 1929 is er een overeenkomst tussen de Compagnie en het Ministerie van Verkeerswezen, waardoor het Bestuur der Luchtwegen een dertigjarige concessie krijgt voor een burgerlijk vliegveld. Aanleg ervan op een stuk grasland in de Kleine Vlakte, ten noorden van de Hazegraspolderdijk en ten zuiden van het latere Zwinreservaat. Het vliegveld beschikt over een stationsgebouw, een douanekantoor, een buffet-restaurant en een vlieguigloods.
In 1929 en 1930 verlenging van de Zeedijk met respectievelijk 713 m en 900 m tot aan de Oosthoekdijk in het Hazegras. Dankzij de gunstige wisselkoers kent het hotelwezen de grootste bloei in de periode 1920-1929. Lokale bewoners richten pensions in of laten hotels optrekken, o.m. "Memlinc Hotel" aan het huidige Albertplein en "Hotel Savoye". Langs o.m. de Zoute- en Prins Karellaan verschijnen nieuwe villa's. In de Sparrendreef wordt in 1924-1925 de Dominicanenkerk of het "Zoutekerkje" gebouwd naar ontwerp van architect J. Viérin (Brugge). In 1928-1929 richt men een paardenmanège op; tussen de Lekkerbek en de Oosthoek wordt een terrein aangelegd voor paardenrennen. Tevens start men met de gerenommeerde "Concours Hippique International du Zoute". De tennisterreinen worden uitgebreid en een tweede golfterrein wordt aangelegd; aanleg van een minigolf aan de Zoutelaan (1930). In de jaren 1930 komt het sociaal toerisme op gang door een verbetering van de maatschappelijke situatie van de arbeidende klasse. Dit komt echter minder aan bod in de badplaats Het Zoute, gezien het uitgesproken residentiële karakter. Verderzetting van periode van grote bloei, cf. de instelling van een directe treinverbinding vanuit Parijs, de opening van een luchtlijn naar Engeland, de vestiging van filialen van gerenommeerde winkels uit Brussel, de aanleg van een nieuwe golf aan de Lekkerbek (1936) en de bouw van een Koninklijke Villa (1934) naar ontwerp van J. Viérin aan de rand van het Zwin. In 1936 is de inhuldiging van de eerste badinstelling op het strand van de Zoute-Compagnie naar ontwerp van architect A. Dugardyn (Brugge) en uitgevoerd door aannemer N.V. Trabeka (Brussel). In hetzelfde jaar ontstaan door een hevige storm ontzandingproblemen. In 1938 wordt de Zeedijk doorgetrokken tot aan de Zwinduinen, waar men hem laat eindigen om erachter de natuur vrij spel te geven. Tijdens het interbellum is Het Zoute een internationale badplaats van allure geworden die op het punt staat Oostende in exclusiviteit voorbij te streven. De residentiële villawijk krijgt gestalte door realisaties van architecten als o.m. R. Heyneman (Knokke), A. Pirenne (Brussel), V. Taelemans (Brussel), F. Tilley (Brussel), J. en L. Viérin (Brugge), A. Dugardyn (Brugge), F. Vervalcke (Knokke).
Tijdens de Tweede Wereldoorlog wordt het tracé van de tramlijn Zoute-Oosthoek-Retranchement afgeschaft. De recent gebouwde badinstellingen worden volledig vernietigd door de Duitse bezetter; tevens verwoestingen aan o.m. golf, tennis, en het vliegveld. Na de oorlog bouwt de Compagnie een aangepaste badinstelling met open terras, beter gekend als de "Prado".
In de jaren 1950 blijft het ontzandingvraagstuk aanhouden; ter hoogte van de Lekkerbek worden arduinblokken met rijswerk in zee geworpen om de aantasting van de duinen tegen te gaan. In 1952 wordt het golfcircuit aan de Lekkerbek afgeschaft; de Golf Club krijgt een ingang langs de Sparrendreef. Tevens optrekken van een nieuw tennisterrein nabij het kruispunt van de Astridlaan en Bronlaan (1946) en bouw van een nieuwe paardenmanège (1955) aan de Zoutelaan bij de Oosthoek, in 1974 reeds gesloopt. In 1952 stichting van het natuurreservaat Het Zwin. In 1960 komt er een einde aan de concessie voor de luchthaven die definitief gesloten wordt.
Na de sloop van de inmiddels leegstaande badinstelling de "Prado" wordt na een architectuurwedstrijd in 1991 een nieuwe sanitaire installatie op de zeedijk gebouwd naar ontwerp van architect H. De Keyser. In 1992 start men met een verbindingsleiding van het "Waterkasteel" naar de watertoren van Duinbergen met reservoirs op beide locaties ten bate van de seizoensbezetting. Als één van de weinige badplaatsen heeft Het Zoute na de Tweede Wereldoorlog haar exclusief karakter grotendeels weten te behouden, zowel wat de aard en het niveau van de geboden voorzieningen betreft als de kwaliteit van de gebouwde omgeving. Toch wordt ook hier de authentieke dijkbebouwing uit het begin van de 20ste eeuw vanaf de jaren 1950 systematisch vervangen door grootschalige appartementen. In de loop van de jaren 1980 en 1990 verdwijnen vele hotels o.m. door de seizoensspreiding. Een ander fenomeen in Het Zoute is dat van de z.g. "tweede verblijvers", wat in bepaalde periodes van het jaar een verdubbeling van de bevolking teweegbrengt.
Bij de uitbouw van Het Zoute komen twee soorten verkavelingen tot stand: het gesloten type aan de Zeedijk en de Kustlaan en het open verkavelingtype ten zuiden ervan. Op geen enkele wijze wordt gepoogd een ruimtelijke integratie tot stand te brengen tussen deze twee wijken. De noordelijke strook aan de zee wordt gekenmerkt door een strak stratenpatroon van de min of meer evenwijdig verlopende dijk en Kustlaan, waartussen de loodrechte "rampes" of hellingen. De architectonische samenhang die nog enigszins bestaat in de eerste helft van de 20ste eeuw, gaat de laatste decennia verloren als gevolg van de vrijwel volledige transformatie tot een hoogbouwfront van appartementen, dat zich nauwelijks onderscheidt van andere Belgische badplaatsen.
Voor het stedenbouwkundig concept van het eigenlijke Zoute, in casu de villawijk, opteert Joseph Stübben voor een aanlegplan met een niet-stedelijk karakter. Wel voorziet hij ruimte voor een kleine agglomeratie met rijbebouwing op de plaats van het oude gehucht in de driehoek Emile Verhaerenlaan-Amerikapad-Sparrendreef. Thans concentratie van handels- en horecafunctie in dit gebied, dat samen met de Dominicanenkerk en de pastorij als het ware een "dorpssite" in het centrum van de villawijk vormt.
Geïnspireerd door de tuinwijkgedachte is de villawijk aangelegd met een fijnmazig en gedifferentieerd wegennet dat rekening houdt met het oorspronkelijk duinenlandschap en zich schikt naar het reliëf. Opbouw rond enkele hoofdassen bestemd voor snelle verbindingen en doorgaand verkeer, met name ten westen de gebogen Elisabetlaan, die Het Zoute verbindt met Knokke-Bad, -Albertstrand, Duinbergen en Heist, en meer centraal de oost-west verlopende rechte Zoutelaan met haaks erop de Sparrendreef. Dit raster wordt ingevuld door straten of lanen voor plaatselijk verkeer, met elkaar verbonden door kronkelende wandelpaden of "sentiers". Sommige villa's hebben een bijkomende uitweg via een privé-pad.
De duingrond is verdeeld in grote kavels, waarbij rekening gehouden wordt met de talrijke aanplantingen uitgevoerd op het einde van de 19de eeuw. Naast de afgezoomde lanen worden de slingerende paden voorzien van laag gehouden knotwilgen en trilpopulieren, met hier en daar pleintjes of blijvende stukken duin; sparren en dennen wisselen loofbomen af. Op de ruime percelen worden villa's ingeplant met een tuin en een omheining van levende hagen of lage stenen tuinmuurtjes.
Voor de architectonische invulling van Het Zoute wendt men een bouwtrant aan die rond de eeuwwisseling in de mode raakt in o.m. De Haan, Koksijde en De Panne. De Engelse traditionele of landelijke woning, de z.g. "cottage", waarvan de karaktervolle vormgeving veelal geïnspireerd was door de "Arts and Crafts"-beweging, staat model voor de villa's in deze nieuwe badplaatsen. Door strenge bouwvoorschriften streeft men naar een homogeen geheel, hoewel elk gebouw zich individueel profileert, zodat geen echte uniformiteit ontstaat. Té moderne projecten wijst de Compagnie echter af. De cottages hebben een pittoresk silhouet door een veelal onregelmatig grondplan, niet alleen door de vele "insprongen" cf. voorportalen en loggia's, maar tevens door aantal uitbouwen cf. hoektorentjes, steunberen, erkers, balkons en trappartijen. Hierdoor ontstaat vaak een typerende licht- en schaduwwerking. De opbouw van de gevel is meestal gelaagd en bestaat uit een onderbouw met vierkantsverdeling en een bovenbouw met verschillende puntgevels. Dit wordt versterkt door een afwisselend materiaalgebruik met vaak duidelijke drieledigheid, cf. een bakstenen sokkel en/of benedenverdieping, erboven een bepleisterde bouwlaag en een met vakwerk opgevuld gevelveld. Typerend is het gebruik van natuurlijke materialen als baksteen, hout en riet (dak). Het vakwerk is zelden structureel en wordt enkel als sierelement gebruikt. De bekroning gebeurt vaak door een rijke combinatie van verschillende dakvormen, met vaak steile dakhellingen en sterk overkragende kroonlijsten die grote delen van de vrijstaande gevels beschermen tegen o.m. wind en regen. Veelvuldige onderbrekingen van de dakstructuur door dakkapellen en schouwen. Dikwijls is er een monumentaal uitgewerkte schouwpartij die beeldbepalend is door zijn opvallende plaatsing. Houtwerk met veelal kleine ruithouten ofwel glas-in-lood met rechthoekige verdeling. Veelvuldig voorkomen van rol- en vensterluiken, enerzijds voor de beveiliging van de vaak enkel in de zomer bewoonde verblijven, anderzijds als verwijzing naar de landelijke architectuur.
De oorspronkelijke indeling van de woning houdt rekening met de vertrekken van het dienstpersoneel die gescheiden waren en bereikbaar via afzonderlijke trappen. Het plan is vaak ontworpen vanuit de binnenruimte, cf. voorkomen van raamerkers, zithoekjes, onregelmatig ingedeelde ruimtes, waarbij men tevens een maximaal plaatsgebruik beoogt door o.m. aanbrengen van wandkasten. Omwille van het vaak glooiend bouwterrein rust de woning als het ware op een sokkel, waarin kelderverdieping en garage werden ondergebracht. Trappartijen overbruggen het hoogteverschil naar de inkom via enkele plateaus en door een regelmatig veranderende richting. De grote tuinen zijn eveneens vaak aangelegd naar Engels model, cf. weinig opvallende paden, onregelmatige bloemperken en vijverpartijen. Wel houdt men rekening met o.m. de stijl van de woning zelf, en de situering tegenover het landschap of de aanpalende tuinen. Terrassen en loggia's leggen de relatie tussen de villa en de tuin, zodat er een minder abrupte grens ontstaat tussen de binnen- en buitenruimte. Typerend zijn tevens de omheiningmuren, bestaande uit lage bakstenen muurtjes op regelmatige afstanden opgetrokken in smalle pijlers afgedekt met rode tegels. Geheel ingevuld met houten borstwering waarachter vaak een haag.
Na de Eerste Wereldoorlog manifesteert zich de verdere evolutie en uitbouw van de typologie van de cottagearchitectuur. Het grondplan wordt onregelmatiger, neiging tot complexer dakenspel en meer visuele diversiteit door o.m. invloed van de Normandische stijl. Vooral in de jaren 1920 zijn er nieuwe impulsen vanuit de bestaande stijlen. Zo groeit de vermenging met art-deco-elementen uit tot een typische stijl die in de wijk veelvuldig wordt toegepast, cf. o.m. verwerking van baksteen in strak maar decoratief verband en horizontaal voegwerk. Tevens sporen van modernisme in de vaak volledig bepleisterde gevels, doorlopende vensterregisters en toepassing van buisleuningen. Voorbeelden van de zeldzame zuiver modernistische villa's zijn "Villa Paquebot" (1935) in de Sparrendreef nr. 44 naar ontwerp van architect L.H. De Koninck en de dubbelvilla * "Noordhinder-Westhinder" (1931) op de hoek van de Zeedijk (nrs. 835-836) en de Windrooshelling naar ontwerp van architect H. Van de Velde.
Vanaf de jaren 1940-1950 zal de landelijke stijl steeds meer de bovenhand krijgen in de wijk met vage imitatie van de "hoevestijl" cf. de massievere volumes, het minder toepassen van vakwerk en het verdwijnen van de gelaagdheid door een uniforme gevelbehandeling, in casu witgeschilderde gevels met zwarte plint; tevens vaak witgeverfd schrijnwerk. Uitzonderingen hierop zijn o.m. de woning "Zeeëgel" van 1964-1965 naar ontwerp van architect J. Dupuis (Magere Schorre nr. 54) en villa "Le Pangolin" van 164-1968 naar ontwerp van architect A. Jacqmain (Berkenlaan nr. 11). In deze woningen wordt een kwalitatieve, hedendaagse architecturale stijl toegepast.
Ofschoon Het Zoute nog steeds zijn residentiële karakter bewaart, is er in de loop van de tweede helft van de 20ste eeuw een evolutie van de villa als privé-woonhuis voor één gezin naar vakantiewoning en flatappartement. Hierdoor vaak opsplitsingen in studio's en appartementen; tevens bijkomende ingrepen o.m. het dichten van voorportalen en loggia's en wijzigingen van de typerende materiaalverhoudingen. Door de toeristische schaalvergroting worden bovendien villa's aan de rand van de wijk vaak omgevormd voor handels- en horecadoeleinden, met de nodige verbouwingen op de begane grond.