Uit: Dagblad De Limburger (13.06.2008)
Maandagavond overviel mij een gevoel van verlatenheid. Vrienden hadden me uitgenodigd naar Nederland-Italië te komen kijken, maar ik had af moeten zeggen. Ik zat een paar dagen aan de Belgische kust, in Knokke; een plaatsnaam die de kern van topsport goed weergeeft. Zo zat ik daar maandagavond in een verder lege hotellobby in gezelschap van een Vlaming van wiens dialect ik vrijwel geen woord begreep. Kortom, de perfecte entourage voor een roemloze nederlaag van Oranje. Maar toen ik, gezien het verloop van de wedstrijd, in een staat geraakte dat ik onbekende mannen op de schouder wilde rammen en vreemde vrouwen omhelzen, om tenslotte de avond in prettige dronkenschap te besluiten, ja toen was ik behoorlijk onthand. Geknevelde euforie. Het laatste fluitsignaal had nog niet geklonken of de Vlaming vertrok, mompelend dat het een mooie wedstrijd was geweest en dat vooral ‘Koit’ goed gespeeld had. Daar moest ik het mee doen.Ik liep nog even naar de boulevard. Nergens een tv aan. Geen makreel die aan deze godverlaten kust warm liep voor Oranje. Oude stellen, die mekaar niks meer te vertellen hadden, suften voor zich uit achter een Duvel of een Grimbergen. Tenslotte trof ik in een kroeg één Belg die de wedstrijd gezien had. Châpeau, zei hij. Vervolgens begon hij aan een uitgebreid betoog over de huidige staat van het Belgische voetbal. Hij beëindigde zijn uiteenzetting met de mededeling dat hij wielerliefhebber was. Dat leek me een logische conclusie. Vanavond kijk ik thuis. (Gerard, uit Nederlands Limburg)
Maandagavond overviel mij een gevoel van verlatenheid. Vrienden hadden me uitgenodigd naar Nederland-Italië te komen kijken, maar ik had af moeten zeggen. Ik zat een paar dagen aan de Belgische kust, in Knokke; een plaatsnaam die de kern van topsport goed weergeeft. Zo zat ik daar maandagavond in een verder lege hotellobby in gezelschap van een Vlaming van wiens dialect ik vrijwel geen woord begreep. Kortom, de perfecte entourage voor een roemloze nederlaag van Oranje. Maar toen ik, gezien het verloop van de wedstrijd, in een staat geraakte dat ik onbekende mannen op de schouder wilde rammen en vreemde vrouwen omhelzen, om tenslotte de avond in prettige dronkenschap te besluiten, ja toen was ik behoorlijk onthand. Geknevelde euforie. Het laatste fluitsignaal had nog niet geklonken of de Vlaming vertrok, mompelend dat het een mooie wedstrijd was geweest en dat vooral ‘Koit’ goed gespeeld had. Daar moest ik het mee doen.Ik liep nog even naar de boulevard. Nergens een tv aan. Geen makreel die aan deze godverlaten kust warm liep voor Oranje. Oude stellen, die mekaar niks meer te vertellen hadden, suften voor zich uit achter een Duvel of een Grimbergen. Tenslotte trof ik in een kroeg één Belg die de wedstrijd gezien had. Châpeau, zei hij. Vervolgens begon hij aan een uitgebreid betoog over de huidige staat van het Belgische voetbal. Hij beëindigde zijn uiteenzetting met de mededeling dat hij wielerliefhebber was. Dat leek me een logische conclusie. Vanavond kijk ik thuis. (Gerard, uit Nederlands Limburg)