25/12/2007
Scheveningen, dé badplaats van Noordwest Europa
Niet alleen in Knokke-Heist en Oostende wordt gesleuteld aan de toeristisch toekomst in een steeds veranderende wereld. Ook de grootste badplaats in de Benelux werkt daar aan. Zo moet ook Scheveningen een slag maken om een aantrekkelijk gebied te blijven voor wonen, werken en recreëren. Zopas presenteerde het college van burgemeester en wethouders drie – sterk met elkaar samenhangende – plannen voor de toekomst van de grootste badplaats aan de Noordzee. Het gaat om de Nota van Uitgangspunten Masterplan Scheveningen Kust, het Voorlopig Ontwerp voor de boulevard en de Nota van Uitgangspunten planontwikkeling Scheveningen Haven. Volgens verantwoordelijk wethouder Marnix Norder gaat het op een aantal punten niet goed met Scheveningen. Het aantal toeristen blijft achter bij de groei die je elders ziet en per persoon geven toeristen minder geld uit. Ook de visserij heeft het moeilijk, niet alleen omdat het in heel Europa slecht gaat, maar ook omdat er tot nu toe niet echt gekozen is voor de visserij. Daarnaast is het noodzakelijk de kustverdediging te versterken als gevolg van de stijging van de zeespiegel. Om het toerisme te stimuleren wil de gemeente nieuwe voorzieningen zoals musea, theaters en bijvoorbeeld een lego playground bij de pier. Die moeten ervoor zorgen dat Scheveningen ook ’s avonds en buiten het zomerseizoen de moeite waard is. Ook komen er 600 extra hotelkamers. De openbare ruimte moet meer kwaliteit krijgen en het strand moet beter toegankelijk worden.
20/12/2007
Verdieping Westerschelde van start
Vlaams minister-president Kris Peeters heeft donderdag het officiële startsein gegeven voor de nieuwe baggerwerken in de vaarweg tussen de Scheldemonding en Antwerpen. Deze derde verdieping van de Westerschelde zal een getij-onafhankelijke vaart garanderen voor schepen met een diepgang tot 13,10m. Rekening houdend met een kielspeling van 12,5%, betekent dit een werkelijke waterdiepte in de vaargeul van 14,7m. Voor het uitvoeren van deze baggerwerken is in 2007 reeds 42 mio euro voorzien. Voor de aansluitende werken zal in 2008 nog ca. 58 mio euro worden vastgelegd. De verruiming van de vaargeul in de Westerschelde is van groot belang voor de verdere economische ontwikkeling in Vlaanderen en Nederland. Dankzij deze verdieping wordt de concurrentiepositie van de haven van Antwerpen, die in belangrijke mate bijdraagt tot de Vlaamse economie en de wereldeconomie, gevoelig verhoogd. De verwachte transportbaten tot en met 2030 ten gevolge van de derde verdieping van de Westerschelde worden geschat tussen 0,7 en 1,1 miljard euro voor Vlaanderen.
Ontwikkelingsschets 2010
In het Schelde-estuarium zijn toegankelijkheid, natuurlijkheid en veiligheid tegen overstromen van groot belang. Daarom hebben de Vlaamse en de Nederlandse regering op 11 maart 2005 een Ontwikkelingsschets 2010 voor het Schelde-estuarium vastgesteld. Deze Ontwikkelingsschets geeft op strategisch niveau aan welke projecten en maatregelen moeten worden gerealiseerd om ervoor te zorgen dat de Schelde in 2010 toegankelijk, natuurlijk en veilig is.
Scheldeverdragen
Op 21 december 2005 ondertekenden – met de instemming van de twee regeringen - de toenmalige minister en staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat Karla Peijs en Melanie Schultz van Haegen namens Nederland en toenmalig minister van Openbare werken, Energie, Leefmilieu en Natuur Kris Peeters namens Vlaanderen, na een lange periode van voorbereidende studies en onderhandelingen, de volgende vier Scheldeverdragen:
Het verdrag voor de uitvoering van de Ontwikkelingsschets 2010 betreft afspraken over de uitvoering en de financiering van de Scheldeverdieping en de natuurontwikkeling die voor de eerstkomende periode noodzakelijk zijn en biedt de provincie Zeeland de mogelijkheid om namens Nederland de natuurmaatregelen te realiseren.
Het verdrag inzake de samenwerking op het gebied van beleid en beheer in het Schelde-estuarium dient tot versterkte samenwerking tussen de overheden van beide landen op het gebied van toegankelijkheid van de Scheldehavens, de natuur en de veiligheid tegen overstromen.
Het verdrag inzake het gemeenschappelijk nautisch beheer dient tot versterkte samenwerking op dit gebied in het Schelde-estuarium. Dit verdrag is een formalisering van de al bestaande situatie en leidt er toe dat Nederland en Vlaanderen gezamenlijk instaan en verantwoordelijkheid dragen voor de veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer. Daartoe wordt de Vlaams-Nederlandse Permanente Commissie voor Toezicht op de Scheldevaart onder meer belast met het opstellen van een veiligheidsplan.
Met het verdrag inzake de ontkoppeling van de loodsgelden komt na meer dan 150 jaar een einde aan de verdragsrechtelijke koppeling van de loodsgeldtarieven tussen Antwerpen en Rotterdam. Het Vlaamse parlement heeft de Scheldeverdragen op 28 februari 2007 goedgekeurd. Eergisteren, 18 december 2007, heeft ook de Tweede Kamer in Nederland deze verdragen goedgekeurd.
Derde verdieping Westerschelde
In uitvoering van het eerste verdrag wordt vandaag gestart met de verdere verdieping van de Westerschelde door een eerste spade in de grond door minister-president en Vlaams minister bevoegd voor de havens Kris Peeters. Een toekomstgerichte en economisch verantwoorde maritieme toegankelijkheid van de Vlaamse zeehavens is één van de belangrijkste beleidsprioriteiten van de Vlaamse regering. De verruiming van de vaargeul in de Westerschelde is noodzakelijk om de concurrentiepositie van de haven van Antwerpen te handhaven. Bovendien is zij van groot belang voor de verdere economische ontwikkelingen in Vlaanderen en Nederland. Het hele gebied vanaf Vlissingen tot 500 m voorbij het Deurganckdok wordt beïnvloed door deze verdieping. De derde verdieping van de Westerschelde bestaat erin een getij-onafhankelijke scheepvaart te garanderen van 13,10 m (thans slechts tot 11,85m). Rekening houdend met een kielspeling van 12,5% komt men tot een minimale gegarandeerde waterdiepte van 14,7 m. Hiervoor dient op elf plaatsen - de zogenaamde drempels - te worden gebaggerd. De eerste fase die vandaag is gestart, bestaat erin de Schelde op Vlaams grondgebied te verdiepen. Omwille van de diepliggende bulkschepen, adviseren de loodsen te starten met het verdiepen van de drempel van Zandvliet. Grote containerschepen (tot 12.000 TEU) zullen na de verdieping ongehinderd kunnen doorvaren naar de haven van Antwerpen tot aan het Deurganckdok. De vaargeul wordt verbreed tot 370 meter vanaf de Europaterminal tot 500 m stroomopwaarts van het Deurganckdok.
Vaargeulverbreding en aanleg zwaaizone
Voor het verbreden van de vaargeul inclusief de aanleg van dezwaaizone in Vlaanderen, wacht men op de start van de natuurbevorderende maatregelen. Het afleveren van de vergunningen voor deze natuurmaatregelen is voorzien in oktober 2008. Hierna kan men beginnen met de dijkaanpassing en het verbreden (inclusief zwaaizone) stroomopwaarts van de Europaterminal tot 500 m stroomopwaarts van het Deurganckdok. Verdiepingsbaggerwerken op Nederlands grondgebied In Nederland kunnen de werken aanvangen na het afleveren van de vergunningen. Vanuit nautisch oogpunt zullen de drempels van oost naar west verdiept worden. Mogelijk wordt deze planning tijdelijk aangepast vanuit het oogpunt van natuurbescherming. Nautici onderzoeken thans welke drempels best eerst worden aangepakt om zo snel mogelijk maximaal te kunnen genieten van de vergrote tijvensters - de tijd waarin dieperliggende schepen kunnen opvaren en/of afvaren. Het einde van de verdiepingswerken van de vaargeul is voorzien eind 2009.
Praktische uitvoering van de verdiepingswerken
Na een Europese offerteaanvraag is de opdracht voor de uitvoering van de baggerwerken op de Schelde vergund aan de Tijdelijke Handelsvereniging Zeeschelde (NV Dredging International NV, NV Ondernemingen Jan De Nul en Baggerwerken Decloedt en Zn.). De planning is erop gericht dat de verruiming van de vaargeul eind 2009 klaar is, zoals overeengekomen tussen Vlaanderen en Nederland. In totaal wordt circa 14 miljoen m3 baggerspecie verwijderd, nagenoeg gelijk verdeeld over de Westerschelde (monding tot aan de Belgisch-Nederlandse grens) en de Beneden-Zeeschelde (Belgisch-Nederlandse grens tot Antwerpen). Op Belgisch grondgebied wordt 7 miljoen m3 specie gebaggerd op de drempels van Zandvliet en Frederik. Op Nederlands grondgebied situeert de baggerinspanning zich vooral in het oosten (drempel van Bath en van Valkenisse), waar meer dan de helft van het volume op Nederlands grondgebied wordt gebaggerd. Bij het storten van de baggerspecie wordt rekening gehouden met de morfologische ontwikkelingen van de Schelde. In Nederland wordt de specie vooral op de plaatranden geborgen, wat aanleiding geeft tot een toename van 50 tot 100 ha nieuwe natuur. Wat de Beneden-Zeeschelde betreft, wordt één derde aan land gebracht als bouwstof voor toekomstige projecten op de Linkerscheldeoever, één derde wordt gestort in de Schaar van Ouden Doel ten behoeve van de zandwinning en één derde wordt hergebruikt voor het opvullen van de diepe putten van de Beneden-Zeeschelde.Samenhang toegankelijkheid, natuurlijkheid en veiligheid tegen overstromingen Het is belangrijk om hier ook de samenhang en gelijklopende voorbereiding van de drie peilers (toegankelijkheid, natuurlijkheid en veiligheid tegen overstromingen) van de Ontwikkelingsschets 2010 te onderstrepen. De Ontwikkelingsschets 2010 dient hierbij als leidraad om deze drie peilers in dit hele verhaal evenwaardig aan bod te laten komen. Op deze manier maakt Vlaanderen ook haar Europese engagementen waar.
Het geactualiseerde Sigmaplan
Voor het luik veiligheid tegen overstromingen wordt aan Vlaamse zijde verdere invulling gegeven aan de beslissingen omtrent het geactualiseerd Sigmaplan. Het geheel van de investeringen voor de realisatie van het Sigmaplan zal finaal resulteren in de gewenste verhoging van de veiligheid tegen overstromingen. Dit gebeurt voornamelijk door lokaal de waterkeringen te versterken in combinatie met het opnieuw "ruimte geven aan de rivier". Binnen het Sigmaplan wordt de hoofddoelstelling van beveiliging tegen overstromingen maximaal gecombineerd met de doelstellingen inzake natuurlijkheid. Hierbij wordt op de verschillende projectlocaties een gebiedspecifieke aanpak gevolgd. Voor verschillende van deze projectlocaties, stroomopwaarts van Antwerpen, start binnenkort de fase van de ProjectMER's.
Het Zwinproject - Het project Hedwige-Prosperpolder
Voor het luik natuurlijkheid wordt onder meer ingezet op twee heel belangrijke projecten voor meer robuuste natuur in het Schelde-estuarium: het Zwinproject en het project Hedwige-Prosperpolder. De Ontwikkelingsschets 2010 legt de uitbreiding met minstens 120 hectare zoute slikken, schorren en kreken van het getijdenonderhevig natuurgebied Het Zwin op als één van de maatregelen voor een meer natuurlijke Westerschelde. Begin 2007 werd voor het Zwinproject het kennisgevingsdossier van het internationale Vlaams-Nederlands milieu-effectenrapport goedgekeurd. De verschillende alternatieven worden nu verder onderzocht in het milieu-effectenrapport. Dit rapport zal in mei 2008 voor goedkeuring worden ingediend bij de bevoegde Vlaamse en Nederlandse diensten. Na goedkeuring wordt het dan voorgelegd worden aan de Vlaamse Regering voor het vastleggen van het voorkeursalternatief. De volgende stap is de opmaak van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan en de uitvoering van de Nederlandse Rijksprojectenprocedure. Gelet op de tijd die voor beide procedures wettelijk vereist is, zal langs Vlaamse kant de stedenbouwkundige vergunning kunnen worden aangevraagd in 2009. De start van de werken is gepland in de tweede helft van 2009. De inrichting van het intergetijdengebied in de Hedwige- en het noordelijke deel van de Prosperpolder is tevens één van de prioritaire projecten van het geactualiseerde Sigmaplan. Binnen dit project wordt extra ruimte gegeven aan de Schelde door het landinwaarts verplaatsen van de Scheldedijk. Het nieuwe intergetijdengebied ligt op de grens tussen de provincies Oost-Vlaanderen en Zeeland, vlak bij het verdronken Land van Saeftinghe. De stedenbouwkundige vergunning voor de werken op het grondgebied van Vlaanderen is ondertussen aangevraagd. De aanbesteding heeft plaats gevonden. In het voorjaar van 2008, van zodra het gewestelijk ruimtelijke uitvoeringsplan is goedgekeurd en de stedenbouwkundige vergunning verleend is, zullen deze werken van start kunnen gaan.
Kostprijs en return
Voor het uitvoeren van deze baggerwerken is in 2007 reeds 42 mio euro voorzien. Voor de aansluitende werken zal in 2008 nog ca. 58 mio euro worden vastgelegd.Voor Vlaanderen, Nederland en Europa samen worden de verwachte transportbaten tot en met 2030 ten gevolge van de derde verdieping van de Westerschelde geschat tussen de 2,6 en 3,9 miljard euro. Voor Vlaanderen alleen wordt dit geschat tussen 0,7 en 1,1 miljard euro. “Er bestaat een zeer scherpe concurrentie tussen de havens wereldwijd. De verruiming van de vaargeul in de Westerschelde is van groot belang voor de verdere economische ontwikkeling in Vlaanderen en Nederland. Als minister bevoegd voor het Vlaamse havenbeleid is het mijn opdracht dat de haven van Antwerpen aantrekkelijk moet blijven voor de internationale hoofdkwartieren die belangrijke beslissingen nemen inzake trafieken en bestemmingen. Deze historische verdieping zorgt er mee voor dat de haven van Antwerpen wereldwijd op de kaart zal staan als haven die vlot toegankelijk is voor de nieuwste generatie schepen,” aldus minister-president Kris Peeters.
7/12/2007
Tropicana Zeebrugge: 5,5 % extra besparing door energie-audit
Zelfs in vrij nieuwe fabrieken die met de best beschikbare technieken zijn uitgerust, blijkt in veel gevallen nog een aanzienlijke reductie van het elektriciteit- en/of gasverbruik mogelijk te zijn. Bij Tropicana in Zeebrugge wees een energie-audit vier jaar na de opstart uit dat nog minstens 5,5 procent extra kon worden bezuinigd. “Dat was even schrikken,” vertelt Plant Manager Wim Koopmans, “want bij de inrichting van deze toch wel erg jonge productiefaciliteit was energiezuinigheid één van de belangrijkste aandachtspunten.” Tropicana, een divisie van PepsiCo Inc, is wereldmarktleider in het domein van hoogwaardig, gekoeld vruchtensap. Ze telt in Europa vijf vestigingen: Zeebrugge en Borgloon, het Franse Hermes, het Spaanse Murcia en het Engelse Boxford. De fabriek in Zeebrugge is het grootste en nieuwste afvulcentrum op het continent. Met 155 personeelsleden en zes verpakkingslijnen haalde ze vorig jaar een volume van 170 miljoen liter vruchtensap, bestemd voor distributie in Europa. Wim Koopmans: “Dat is meer dan het dubbele van toen we hier in 2003 startten. En we blijven groeien: dit jaar zal ons omzetcijfer nog eens met zo’n twintig procent zijn toegenomen.”Meer dan één reden…Hoewel de fabriek in Zeebrugge op groei was voorzien, is het succes zo groot dat er nu al concrete uitbreidingsplannen zijn voorzien. Om aan de toenemende vraag te kunnen blijven voldoen, zal er zowel in extra productielijnen als magazijnen en andere gebouwen worden geïnvesteerd. Het design van de plant is hierop voorzien en laat toe om de bebouwde oppervlakte in de komende jaren nog te verdubbelen. Het is onder meer in deze context dat Tropicana besloot om een energie-audit te laten uitvoeren. Wim Koopmans legt uit: “Want hoewel deze fabriek met de best beschikbare technieken en systemen is uitgerust, hadden we de indruk dat ons verbruik vrij hoog lag. Vandaar dat we het interessant vonden om na te gaan of we wel goed bezig waren en de oplossingen het verwachte rendement behaalden. Want op die manier konden we eventuele fouten of minder goede zaken uit het ontwerp van de uitbreiding weren. Daarnaast heeft PepsiCo Int. de laatste jaren een sterk accent op milieuzorg en duurzaam ondernemen gelegd. In dit kader zijn we vorig jaar tot het Audit Convenant toegetreden. Hiermee is het uitvoeren van een energie-audit meteen in een stroomversnelling geraakt. Want een dergelijke analyse is dé basis om tot betere resultaten inzake energiebewust produceren te komen.”Voer voor specialisten!Omwille van de uitgebreide en gevarieerde waaier aan hoogstaande technologieën die binnen Tropicana worden gebruikt, was het niet evident om een specialist te vinden die de audit kon uitvoeren. Niettemin wilde de vruchtensappenproducent een externe partner inschakelen. Wim Koopmans vertelt waarom: “We zijn dermate aan onze systemen en werkprocedures gewoon, dat we er onvoldoende afstand van kunnen nemen om een echt objectieve analyse uit te voeren. Bovendien haal je met een externe specialist ook kennis uit andere industrieën in huis, waardoor de kans erg groot is dat je oplossingen krijgt voorgesteld waaraan je zelf nooit hebt gedacht. Uiteindelijk is onze keuze op Siemens gevallen. Niet alleen heeft deze firma een enorme ervaring op vlak van energie-audits. Ook is heel wat van onze automatisering op de standaarden van Siemens gebaseerd, waardoor deze specialist op vlak van technologie in staat was om het bos doorheen de bomen te zien. En we hebben geen spijt van deze keuze gehad, want ze heeft met verve de verwachtingen ingelost!”De audit in een notendopDe audit startte met een kick-off meeting waarbij de auditer een rondleiding doorheen het bedrijf kreeg. Peter Decaigny, Business Team Manager Energy & Maintenance van Siemens: “Op basis van deze eerste indrukken maakten we een lijst met ruwe ideeën van mogelijke verbeteringen. Daarna werden de pijnpunten grondig bestudeerd en formuleerden we een uitgebreide reeks van potentiële aanpassingen en uit te voeren studies. Vervolgens werden al deze suggesties in nauw overleg met Tropicana op haalbaarheid, efficiëntie en rendement onderzocht. De lijst van verbeteringen die uiteindelijk overbleef, hebben we daarna met de mensen van het Audit Convenant besproken en in een eindrapport verwerkt.” Resem verbeteringsactiesUit de resultaten van de audit bleek dat Tropicana haar energieverbruik nog met minstens 5,5 procent kon reduceren. “Dat was wel eventjes schrikken, want dat was veel meer dan we hadden ingeschat,” vertelt Wim Koopmans. “Ik kan elk bedrijf dan ook maar aanraden om geregeld zo’n analyse te laten uitvoeren. Onze case bewijst immers dat het altijd beter kan, zelfs in een jonge fabriek die met de best beschikbare technologieën is uitgerust!” Omdat het Audit Convenant vereist dat alle projecten met een IRR van meer dan vijftien procent ook effectief worden uitgevoerd, heeft Tropicana zich in eerste instantie op deze zaken toegespitst. Peter Decaigny: “Globaal gezien zijn er vier actieterreinen: energy awareness, processing, utilities en studies. Op vlak van awareness was Tropicana al dermate goed bezig dat we weinig verbeteringsvoorstellen konden formuleren. Want de vruchtensappenproducent werkt met een resource conservation team: mensen uit alle afdelingen die maandelijks ideeën uitwerken om energie te besparen. Dit resulteert in allerlei verbeteringen: van machineoptimalisatie, over sensibiliseringsposters, tot de uitwerking van strikte procedures om installaties af te zetten wanneer ze niet worden gebruikt. Inzake processing hebben we ons vooral geconcentreerd op de grootste energieverbruiker: het pasteurisatieproces. Als resultaat van de audit heeft Tropicana diverse investeringen doorgevoerd om deze fase in de productie aanzienlijk energie-efficiënter te maken. We spreken hier onder meer over ingrepen om het rendement van het regeneratiesysteem te verbeteren, maar ook over de isolatie van tanks, de automatische uitschakeling van installaties die in stand-by staan, etc.” Wim Koopmans vervolgt: “Voor mij bracht de analyse de meeste verassingen op het vlak van utilities, en dit zowel inzake onze situatie als de verbeteringsvoorstellen van Siemens. In concreto hebben we bij het opwekken van stoom een rendementsverbetering kunnen realiseren door warmere lucht aan te zuigen, het setpunt van de ontgasser te optimaliseren en verschillende condenspotten te vervangen. Ook worden deze laatste nu meer gecontroleerd, zodat defecte condenspotten vroegtijdig worden gedetecteerd. Een ander belangrijk punt is de verlichting: we zijn nu bezig om stelselmatig alle TL-armaturen door types van de nieuwste generatie te vervangen. Ook hebben we de sturing van al onze transportbanden aangepast, zodat deze enkel draaien wanneer er producten op aanwezig zijn. Daarnaast wilden we de compressorefficiëntie verhogen door het aanzuigen van koudere lucht, maar omwille van economische redenen hebben we deze ingreep toch niet uitgevoerd. Tenslotte hebben we op basis van de audit ook drie grote studies gelanceerd. Enerzijds willen we nagaan of warmtekrachtkoppeling rendabel wordt wanneer we de site uitbreiden. Anderzijds onderzoeken we de toepassing van meer daglicht in de nieuw te bouwen gedeeltes: dit is niet alleen energiezuinig, maar leidt ook tot een beter werkcomfort. En in het verlengde daarvan bestuderen we ook de optimalisatie van de luchtbalans.”
5/12/2007
Pros and cons of Zeebrugge compared to Antwerp
(Financial Times London 05.12.2007)
It says a lot about the challenges of manoeuvring a modern large ship that the port of Zeebrugge, on Belgium's North Sea coast, is one of the region's easier ports to enter. Vessels approaching the harbour have to power ahead with their bows pointed at the wall to the port side of the harbour entrance, to counteract a cross-current pushing strongly towards starboard. Once inside the breakwater, they have to make fast quickly to tugs, to slow down and to manoeuvre inside the port, whose slimy sea-bed tends to interfere with larger ships' steering.
Figures for traffic growth at Zeebrugge and other ports in the North Sea region suggest shipping lines increasingly prefer taking the minor risks of using such ports near the North Sea coast to taking increasingly large, expensive ships up the region's rivers.
Container traffic at Zeebrugge in the first six months this year was 27.1 per cent above the same period the previous year. At Antwerp, 100km inland and four hours' sailing time up the River Scheldt, growth was a more modest 16.9 per cent in this year's first nine months. One of Germany's biggest port developments is taking place at Wilhelmshaven, on the North Sea coast, several hours' sailing time downriver from Germany's traditional port centre at Hamburg.
The question is what these developments say about the future of the North Sea region's ports. To some observers, it suggests that the gradual drift of ports towards the sea, which has been under way ever since container ships first started growing too large for old, traditional city-centre docks, will continue.
To others, it suggests that shipowners are growing desperate to find ports with spare capacity - and previously-overlooked ports such as Zeebrugge and Dunkirk are almost the only places to find them. The truth is a complex mixture of the two and other factors.
Martin Poulsen, vice-president for Europe at APM Terminals, insists the growth of the coastal ports is addressing a serious issue facing the container ports industry. It is growing increasingly hard to fit deep-draught ships nearly 400m long and 15m deep up rivers that governments are often reluctant to allow to be dredged deeper. Dutch objections have so far blocked deeper dredging of the Scheldt to Antwerp, while Hamburg also faces severe challenges dredging the Elbe. "The bigger vessels will want to look at the facilities that are a little bit easier from a nautical perspective," Mr Poulsen says.
Advocates of the river ports, meanwhile, say they remain the ideal means of bringing in goods because they can be carried much closer to their eventual users. That factor, they believe, has helped Hamburg and Antwerp to retain their places as Europe's second and third-busiest ports after Rotterdam. Eric Noterman, managing director in Antwerp of Dubai-based DP World, whose company has around half the port's container-handling capacity, points out that if a container ship unloads 1,000 containers at remote Zeebrugge the containers will typically have an extra 100km to travel over land. Land transport - whether by rail or road - is always more expensive than transport in an efficient ship. Antwerp has far better-developed inland links - by rail, road and waterway - to key markets such as Germany. Both DP World and Singapore's PSA, the other main container terminal operator at Antwerp, also have the rarity of spare capacity ready to come on stream. Each has half of the huge Deurganckdok development, already partly in use, which will be capable of handling nearly as many containers as all the UK's ports combined when fully developed in 2012 or 2013. While some ships cannot sail up the Scheldt at all states of the tide, DP World has handled some of the world's largest container ships at the Deurganckdok. Only necessity is driving port developers towards the coast, Mr Noterman insists. "If you're looking for greenfield terminals today, especially in north-west Europe, yes they will be located at the seaside," he says. "You don't have that much room to expand elsewhere." However, the market is unlikely to develop only in the direction of coastal or river ports for the forseeable future, according to Mr Noterman. Even the two kinds of port together are unlikely to be able to cater for the rapid demand growth currently under way, after all.
It is far more likely port operators and shipping lines will concentrate on the strengths of each kind of terminal. Zeebrugge may be marketed for its strengths as a site to transfer cargo from deep-sea vessels to smaller vessels bound for minor UK ports, while Antwerp will retain a vital role handling import and export cargo heading for Europe's industrial heart. "I don't think there will be all the cargo in Antwerp or all the cargo will move to a new port and Hamburg or Antwerp will close down," Mr Poulsen says. "I think there will be demand for all the facilities."
It says a lot about the challenges of manoeuvring a modern large ship that the port of Zeebrugge, on Belgium's North Sea coast, is one of the region's easier ports to enter. Vessels approaching the harbour have to power ahead with their bows pointed at the wall to the port side of the harbour entrance, to counteract a cross-current pushing strongly towards starboard. Once inside the breakwater, they have to make fast quickly to tugs, to slow down and to manoeuvre inside the port, whose slimy sea-bed tends to interfere with larger ships' steering.
Figures for traffic growth at Zeebrugge and other ports in the North Sea region suggest shipping lines increasingly prefer taking the minor risks of using such ports near the North Sea coast to taking increasingly large, expensive ships up the region's rivers.
Container traffic at Zeebrugge in the first six months this year was 27.1 per cent above the same period the previous year. At Antwerp, 100km inland and four hours' sailing time up the River Scheldt, growth was a more modest 16.9 per cent in this year's first nine months. One of Germany's biggest port developments is taking place at Wilhelmshaven, on the North Sea coast, several hours' sailing time downriver from Germany's traditional port centre at Hamburg.
The question is what these developments say about the future of the North Sea region's ports. To some observers, it suggests that the gradual drift of ports towards the sea, which has been under way ever since container ships first started growing too large for old, traditional city-centre docks, will continue.
To others, it suggests that shipowners are growing desperate to find ports with spare capacity - and previously-overlooked ports such as Zeebrugge and Dunkirk are almost the only places to find them. The truth is a complex mixture of the two and other factors.
Martin Poulsen, vice-president for Europe at APM Terminals, insists the growth of the coastal ports is addressing a serious issue facing the container ports industry. It is growing increasingly hard to fit deep-draught ships nearly 400m long and 15m deep up rivers that governments are often reluctant to allow to be dredged deeper. Dutch objections have so far blocked deeper dredging of the Scheldt to Antwerp, while Hamburg also faces severe challenges dredging the Elbe. "The bigger vessels will want to look at the facilities that are a little bit easier from a nautical perspective," Mr Poulsen says.
Advocates of the river ports, meanwhile, say they remain the ideal means of bringing in goods because they can be carried much closer to their eventual users. That factor, they believe, has helped Hamburg and Antwerp to retain their places as Europe's second and third-busiest ports after Rotterdam. Eric Noterman, managing director in Antwerp of Dubai-based DP World, whose company has around half the port's container-handling capacity, points out that if a container ship unloads 1,000 containers at remote Zeebrugge the containers will typically have an extra 100km to travel over land. Land transport - whether by rail or road - is always more expensive than transport in an efficient ship. Antwerp has far better-developed inland links - by rail, road and waterway - to key markets such as Germany. Both DP World and Singapore's PSA, the other main container terminal operator at Antwerp, also have the rarity of spare capacity ready to come on stream. Each has half of the huge Deurganckdok development, already partly in use, which will be capable of handling nearly as many containers as all the UK's ports combined when fully developed in 2012 or 2013. While some ships cannot sail up the Scheldt at all states of the tide, DP World has handled some of the world's largest container ships at the Deurganckdok. Only necessity is driving port developers towards the coast, Mr Noterman insists. "If you're looking for greenfield terminals today, especially in north-west Europe, yes they will be located at the seaside," he says. "You don't have that much room to expand elsewhere." However, the market is unlikely to develop only in the direction of coastal or river ports for the forseeable future, according to Mr Noterman. Even the two kinds of port together are unlikely to be able to cater for the rapid demand growth currently under way, after all.
It is far more likely port operators and shipping lines will concentrate on the strengths of each kind of terminal. Zeebrugge may be marketed for its strengths as a site to transfer cargo from deep-sea vessels to smaller vessels bound for minor UK ports, while Antwerp will retain a vital role handling import and export cargo heading for Europe's industrial heart. "I don't think there will be all the cargo in Antwerp or all the cargo will move to a new port and Hamburg or Antwerp will close down," Mr Poulsen says. "I think there will be demand for all the facilities."
2/12/2007
Kortfilm van ex-Dynamo medewerker op Kortfilmfestival in DC
Een kortfilm van de hand van voormalig Radio Dynamo medewerkster werd zopas gescreend op het Kortfilmfestival in Washington DC. Stephanie Slewka, die ooit ook oorlogscorrespondente was, heeft meerdere documentaire films op haar palmares en pakte nu (op verzoek) uit met een film over het historische huis waar ze inmiddels al jaren woont. Je leest er hieronder meer over.
We caught up with Stephanie and asked a few questions.
Q. What inspired you to make 415 M St?
A. When the City Museum was about to open, I told a curator I'd be happy to help produce some of their videos. She did not need any help at the time, but she remembered the offer. Months later and much to my surprise and delight, she suggested I make a film about my house for a neighborhood exhibit. What could be better? To make a film about your house, with a deadline, a place to show it, and some help from a researcher at the historical society? I did a fair amount of my own research and spent hours in Southeast trying to find the resting place where members of an Orthodox Jewish synagogue, who had worshipped in my house, were buried.Most people love to give tours of their house. I am lucky that my house at 415 M has enough history to be interesting, and enough people still living who were a part of its history to make the house come alive in the film.The museum had no money by the time they suggested I make this film, so the production company I work with and I made the film in between other assignments, on a shoestring and offered it to the museum for free. We've tinkered with it since but haven't made it longer, which is why it's still a short film.
Q. How long have you been making movies?
A. After (living in Belgium & Holland and then) working in print journalism (in the States) for a long time, I traveled in Africa for a year, crossing the continent from Morocco to Capetown. When I returned I was broke, and the Gulf War was raging. I was offered a television assignment to cover the war, and even though I knew nothing about the medium, I went. I've been working in television making news programs and documentaries since then.
Q. DC Shorts is a great festival why did you decide to enter?
A. I didn't, I was gang-pressed into it. The manager of the production company with whom I often work insisted I enter the festival. "But I don't have a short film," I told her. "You have the house film," she replied. She made me promise I would apply to the festival, which is a good thing. The online application form was so long and laborious I might not have waded through to the end otherwise.
Q. What are you working on now?
A. Finishing up a long term independent project about Street Scenes, a series of public art happenings that have taken place all over DC in the past year. Producing news for foreign broadcasters, translating a French documentary and looking for good film ideas.
415 M Street
The annual DC Shorts Festival featured a documentary on 415 M Street titled, well, "415 M Street". Made by long time Mount Vernon Square resident Stephanie Slewka the documentary covers the unique history of a house that has been a home, a refuge for the elderly and a place of worship for Jews, Christians and gays, lesbians and transgendered.We caught up with Stephanie and asked a few questions.
Q. What inspired you to make 415 M St?
A. When the City Museum was about to open, I told a curator I'd be happy to help produce some of their videos. She did not need any help at the time, but she remembered the offer. Months later and much to my surprise and delight, she suggested I make a film about my house for a neighborhood exhibit. What could be better? To make a film about your house, with a deadline, a place to show it, and some help from a researcher at the historical society? I did a fair amount of my own research and spent hours in Southeast trying to find the resting place where members of an Orthodox Jewish synagogue, who had worshipped in my house, were buried.Most people love to give tours of their house. I am lucky that my house at 415 M has enough history to be interesting, and enough people still living who were a part of its history to make the house come alive in the film.The museum had no money by the time they suggested I make this film, so the production company I work with and I made the film in between other assignments, on a shoestring and offered it to the museum for free. We've tinkered with it since but haven't made it longer, which is why it's still a short film.
Q. How long have you been making movies?
A. After (living in Belgium & Holland and then) working in print journalism (in the States) for a long time, I traveled in Africa for a year, crossing the continent from Morocco to Capetown. When I returned I was broke, and the Gulf War was raging. I was offered a television assignment to cover the war, and even though I knew nothing about the medium, I went. I've been working in television making news programs and documentaries since then.
Q. DC Shorts is a great festival why did you decide to enter?
A. I didn't, I was gang-pressed into it. The manager of the production company with whom I often work insisted I enter the festival. "But I don't have a short film," I told her. "You have the house film," she replied. She made me promise I would apply to the festival, which is a good thing. The online application form was so long and laborious I might not have waded through to the end otherwise.
Q. What are you working on now?
A. Finishing up a long term independent project about Street Scenes, a series of public art happenings that have taken place all over DC in the past year. Producing news for foreign broadcasters, translating a French documentary and looking for good film ideas.
Abonneren op:
Posts (Atom)