
25/12/2007
Scheveningen, dé badplaats van Noordwest Europa

20/12/2007
Verdieping Westerschelde van start

Ontwikkelingsschets 2010
In het Schelde-estuarium zijn toegankelijkheid, natuurlijkheid en veiligheid tegen overstromen van groot belang. Daarom hebben de Vlaamse en de Nederlandse regering op 11 maart 2005 een Ontwikkelingsschets 2010 voor het Schelde-estuarium vastgesteld. Deze Ontwikkelingsschets geeft op strategisch niveau aan welke projecten en maatregelen moeten worden gerealiseerd om ervoor te zorgen dat de Schelde in 2010 toegankelijk, natuurlijk en veilig is.
Scheldeverdragen
Op 21 december 2005 ondertekenden – met de instemming van de twee regeringen - de toenmalige minister en staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat Karla Peijs en Melanie Schultz van Haegen namens Nederland en toenmalig minister van Openbare werken, Energie, Leefmilieu en Natuur Kris Peeters namens Vlaanderen, na een lange periode van voorbereidende studies en onderhandelingen, de volgende vier Scheldeverdragen:
Het verdrag voor de uitvoering van de Ontwikkelingsschets 2010 betreft afspraken over de uitvoering en de financiering van de Scheldeverdieping en de natuurontwikkeling die voor de eerstkomende periode noodzakelijk zijn en biedt de provincie Zeeland de mogelijkheid om namens Nederland de natuurmaatregelen te realiseren.
Het verdrag inzake de samenwerking op het gebied van beleid en beheer in het Schelde-estuarium dient tot versterkte samenwerking tussen de overheden van beide landen op het gebied van toegankelijkheid van de Scheldehavens, de natuur en de veiligheid tegen overstromen.
Het verdrag inzake het gemeenschappelijk nautisch beheer dient tot versterkte samenwerking op dit gebied in het Schelde-estuarium. Dit verdrag is een formalisering van de al bestaande situatie en leidt er toe dat Nederland en Vlaanderen gezamenlijk instaan en verantwoordelijkheid dragen voor de veilige en vlotte afwikkeling van het scheepvaartverkeer. Daartoe wordt de Vlaams-Nederlandse Permanente Commissie voor Toezicht op de Scheldevaart onder meer belast met het opstellen van een veiligheidsplan.
Met het verdrag inzake de ontkoppeling van de loodsgelden komt na meer dan 150 jaar een einde aan de verdragsrechtelijke koppeling van de loodsgeldtarieven tussen Antwerpen en Rotterdam. Het Vlaamse parlement heeft de Scheldeverdragen op 28 februari 2007 goedgekeurd. Eergisteren, 18 december 2007, heeft ook de Tweede Kamer in Nederland deze verdragen goedgekeurd.
Derde verdieping Westerschelde
In uitvoering van het eerste verdrag wordt vandaag gestart met de verdere verdieping van de Westerschelde door een eerste spade in de grond door minister-president en Vlaams minister bevoegd voor de havens Kris Peeters. Een toekomstgerichte en economisch verantwoorde maritieme toegankelijkheid van de Vlaamse zeehavens is één van de belangrijkste beleidsprioriteiten van de Vlaamse regering. De verruiming van de vaargeul in de Westerschelde is noodzakelijk om de concurrentiepositie van de haven van Antwerpen te handhaven. Bovendien is zij van groot belang voor de verdere economische ontwikkelingen in Vlaanderen en Nederland. Het hele gebied vanaf Vlissingen tot 500 m voorbij het Deurganckdok wordt beïnvloed door deze verdieping. De derde verdieping van de Westerschelde bestaat erin een getij-onafhankelijke scheepvaart te garanderen van 13,10 m (thans slechts tot 11,85m). Rekening houdend met een kielspeling van 12,5% komt men tot een minimale gegarandeerde waterdiepte van 14,7 m. Hiervoor dient op elf plaatsen - de zogenaamde drempels - te worden gebaggerd. De eerste fase die vandaag is gestart, bestaat erin de Schelde op Vlaams grondgebied te verdiepen. Omwille van de diepliggende bulkschepen, adviseren de loodsen te starten met het verdiepen van de drempel van Zandvliet. Grote containerschepen (tot 12.000 TEU) zullen na de verdieping ongehinderd kunnen doorvaren naar de haven van Antwerpen tot aan het Deurganckdok. De vaargeul wordt verbreed tot 370 meter vanaf de Europaterminal tot 500 m stroomopwaarts van het Deurganckdok.
Vaargeulverbreding en aanleg zwaaizone
Voor het verbreden van de vaargeul inclusief de aanleg van dezwaaizone in Vlaanderen, wacht men op de start van de natuurbevorderende maatregelen. Het afleveren van de vergunningen voor deze natuurmaatregelen is voorzien in oktober 2008. Hierna kan men beginnen met de dijkaanpassing en het verbreden (inclusief zwaaizone) stroomopwaarts van de Europaterminal tot 500 m stroomopwaarts van het Deurganckdok. Verdiepingsbaggerwerken op Nederlands grondgebied In Nederland kunnen de werken aanvangen na het afleveren van de vergunningen. Vanuit nautisch oogpunt zullen de drempels van oost naar west verdiept worden. Mogelijk wordt deze planning tijdelijk aangepast vanuit het oogpunt van natuurbescherming. Nautici onderzoeken thans welke drempels best eerst worden aangepakt om zo snel mogelijk maximaal te kunnen genieten van de vergrote tijvensters - de tijd waarin dieperliggende schepen kunnen opvaren en/of afvaren. Het einde van de verdiepingswerken van de vaargeul is voorzien eind 2009.
Praktische uitvoering van de verdiepingswerken
Na een Europese offerteaanvraag is de opdracht voor de uitvoering van de baggerwerken op de Schelde vergund aan de Tijdelijke Handelsvereniging Zeeschelde (NV Dredging International NV, NV Ondernemingen Jan De Nul en Baggerwerken Decloedt en Zn.). De planning is erop gericht dat de verruiming van de vaargeul eind 2009 klaar is, zoals overeengekomen tussen Vlaanderen en Nederland. In totaal wordt circa 14 miljoen m3 baggerspecie verwijderd, nagenoeg gelijk verdeeld over de Westerschelde (monding tot aan de Belgisch-Nederlandse grens) en de Beneden-Zeeschelde (Belgisch-Nederlandse grens tot Antwerpen). Op Belgisch grondgebied wordt 7 miljoen m3 specie gebaggerd op de drempels van Zandvliet en Frederik. Op Nederlands grondgebied situeert de baggerinspanning zich vooral in het oosten (drempel van Bath en van Valkenisse), waar meer dan de helft van het volume op Nederlands grondgebied wordt gebaggerd. Bij het storten van de baggerspecie wordt rekening gehouden met de morfologische ontwikkelingen van de Schelde. In Nederland wordt de specie vooral op de plaatranden geborgen, wat aanleiding geeft tot een toename van 50 tot 100 ha nieuwe natuur. Wat de Beneden-Zeeschelde betreft, wordt één derde aan land gebracht als bouwstof voor toekomstige projecten op de Linkerscheldeoever, één derde wordt gestort in de Schaar van Ouden Doel ten behoeve van de zandwinning en één derde wordt hergebruikt voor het opvullen van de diepe putten van de Beneden-Zeeschelde.Samenhang toegankelijkheid, natuurlijkheid en veiligheid tegen overstromingen Het is belangrijk om hier ook de samenhang en gelijklopende voorbereiding van de drie peilers (toegankelijkheid, natuurlijkheid en veiligheid tegen overstromingen) van de Ontwikkelingsschets 2010 te onderstrepen. De Ontwikkelingsschets 2010 dient hierbij als leidraad om deze drie peilers in dit hele verhaal evenwaardig aan bod te laten komen. Op deze manier maakt Vlaanderen ook haar Europese engagementen waar.
Het geactualiseerde Sigmaplan
Voor het luik veiligheid tegen overstromingen wordt aan Vlaamse zijde verdere invulling gegeven aan de beslissingen omtrent het geactualiseerd Sigmaplan. Het geheel van de investeringen voor de realisatie van het Sigmaplan zal finaal resulteren in de gewenste verhoging van de veiligheid tegen overstromingen. Dit gebeurt voornamelijk door lokaal de waterkeringen te versterken in combinatie met het opnieuw "ruimte geven aan de rivier". Binnen het Sigmaplan wordt de hoofddoelstelling van beveiliging tegen overstromingen maximaal gecombineerd met de doelstellingen inzake natuurlijkheid. Hierbij wordt op de verschillende projectlocaties een gebiedspecifieke aanpak gevolgd. Voor verschillende van deze projectlocaties, stroomopwaarts van Antwerpen, start binnenkort de fase van de ProjectMER's.
Het Zwinproject - Het project Hedwige-Prosperpolder
Voor het luik natuurlijkheid wordt onder meer ingezet op twee heel belangrijke projecten voor meer robuuste natuur in het Schelde-estuarium: het Zwinproject en het project Hedwige-Prosperpolder. De Ontwikkelingsschets 2010 legt de uitbreiding met minstens 120 hectare zoute slikken, schorren en kreken van het getijdenonderhevig natuurgebied Het Zwin op als één van de maatregelen voor een meer natuurlijke Westerschelde. Begin 2007 werd voor het Zwinproject het kennisgevingsdossier van het internationale Vlaams-Nederlands milieu-effectenrapport goedgekeurd. De verschillende alternatieven worden nu verder onderzocht in het milieu-effectenrapport. Dit rapport zal in mei 2008 voor goedkeuring worden ingediend bij de bevoegde Vlaamse en Nederlandse diensten. Na goedkeuring wordt het dan voorgelegd worden aan de Vlaamse Regering voor het vastleggen van het voorkeursalternatief. De volgende stap is de opmaak van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan en de uitvoering van de Nederlandse Rijksprojectenprocedure. Gelet op de tijd die voor beide procedures wettelijk vereist is, zal langs Vlaamse kant de stedenbouwkundige vergunning kunnen worden aangevraagd in 2009. De start van de werken is gepland in de tweede helft van 2009. De inrichting van het intergetijdengebied in de Hedwige- en het noordelijke deel van de Prosperpolder is tevens één van de prioritaire projecten van het geactualiseerde Sigmaplan. Binnen dit project wordt extra ruimte gegeven aan de Schelde door het landinwaarts verplaatsen van de Scheldedijk. Het nieuwe intergetijdengebied ligt op de grens tussen de provincies Oost-Vlaanderen en Zeeland, vlak bij het verdronken Land van Saeftinghe. De stedenbouwkundige vergunning voor de werken op het grondgebied van Vlaanderen is ondertussen aangevraagd. De aanbesteding heeft plaats gevonden. In het voorjaar van 2008, van zodra het gewestelijk ruimtelijke uitvoeringsplan is goedgekeurd en de stedenbouwkundige vergunning verleend is, zullen deze werken van start kunnen gaan.
Kostprijs en return
Voor het uitvoeren van deze baggerwerken is in 2007 reeds 42 mio euro voorzien. Voor de aansluitende werken zal in 2008 nog ca. 58 mio euro worden vastgelegd.Voor Vlaanderen, Nederland en Europa samen worden de verwachte transportbaten tot en met 2030 ten gevolge van de derde verdieping van de Westerschelde geschat tussen de 2,6 en 3,9 miljard euro. Voor Vlaanderen alleen wordt dit geschat tussen 0,7 en 1,1 miljard euro. “Er bestaat een zeer scherpe concurrentie tussen de havens wereldwijd. De verruiming van de vaargeul in de Westerschelde is van groot belang voor de verdere economische ontwikkeling in Vlaanderen en Nederland. Als minister bevoegd voor het Vlaamse havenbeleid is het mijn opdracht dat de haven van Antwerpen aantrekkelijk moet blijven voor de internationale hoofdkwartieren die belangrijke beslissingen nemen inzake trafieken en bestemmingen. Deze historische verdieping zorgt er mee voor dat de haven van Antwerpen wereldwijd op de kaart zal staan als haven die vlot toegankelijk is voor de nieuwste generatie schepen,” aldus minister-president Kris Peeters.
7/12/2007
Tropicana Zeebrugge: 5,5 % extra besparing door energie-audit

5/12/2007
Pros and cons of Zeebrugge compared to Antwerp

It says a lot about the challenges of manoeuvring a modern large ship that the port of Zeebrugge, on Belgium's North Sea coast, is one of the region's easier ports to enter. Vessels approaching the harbour have to power ahead with their bows pointed at the wall to the port side of the harbour entrance, to counteract a cross-current pushing strongly towards starboard. Once inside the breakwater, they have to make fast quickly to tugs, to slow down and to manoeuvre inside the port, whose slimy sea-bed tends to interfere with larger ships' steering.
Figures for traffic growth at Zeebrugge and other ports in the North Sea region suggest shipping lines increasingly prefer taking the minor risks of using such ports near the North Sea coast to taking increasingly large, expensive ships up the region's rivers.
Container traffic at Zeebrugge in the first six months this year was 27.1 per cent above the same period the previous year. At Antwerp, 100km inland and four hours' sailing time up the River Scheldt, growth was a more modest 16.9 per cent in this year's first nine months. One of Germany's biggest port developments is taking place at Wilhelmshaven, on the North Sea coast, several hours' sailing time downriver from Germany's traditional port centre at Hamburg.
The question is what these developments say about the future of the North Sea region's ports. To some observers, it suggests that the gradual drift of ports towards the sea, which has been under way ever since container ships first started growing too large for old, traditional city-centre docks, will continue.
To others, it suggests that shipowners are growing desperate to find ports with spare capacity - and previously-overlooked ports such as Zeebrugge and Dunkirk are almost the only places to find them. The truth is a complex mixture of the two and other factors.
Martin Poulsen, vice-president for Europe at APM Terminals, insists the growth of the coastal ports is addressing a serious issue facing the container ports industry. It is growing increasingly hard to fit deep-draught ships nearly 400m long and 15m deep up rivers that governments are often reluctant to allow to be dredged deeper. Dutch objections have so far blocked deeper dredging of the Scheldt to Antwerp, while Hamburg also faces severe challenges dredging the Elbe. "The bigger vessels will want to look at the facilities that are a little bit easier from a nautical perspective," Mr Poulsen says.
Advocates of the river ports, meanwhile, say they remain the ideal means of bringing in goods because they can be carried much closer to their eventual users. That factor, they believe, has helped Hamburg and Antwerp to retain their places as Europe's second and third-busiest ports after Rotterdam. Eric Noterman, managing director in Antwerp of Dubai-based DP World, whose company has around half the port's container-handling capacity, points out that if a container ship unloads 1,000 containers at remote Zeebrugge the containers will typically have an extra 100km to travel over land. Land transport - whether by rail or road - is always more expensive than transport in an efficient ship. Antwerp has far better-developed inland links - by rail, road and waterway - to key markets such as Germany. Both DP World and Singapore's PSA, the other main container terminal operator at Antwerp, also have the rarity of spare capacity ready to come on stream. Each has half of the huge Deurganckdok development, already partly in use, which will be capable of handling nearly as many containers as all the UK's ports combined when fully developed in 2012 or 2013. While some ships cannot sail up the Scheldt at all states of the tide, DP World has handled some of the world's largest container ships at the Deurganckdok. Only necessity is driving port developers towards the coast, Mr Noterman insists. "If you're looking for greenfield terminals today, especially in north-west Europe, yes they will be located at the seaside," he says. "You don't have that much room to expand elsewhere." However, the market is unlikely to develop only in the direction of coastal or river ports for the forseeable future, according to Mr Noterman. Even the two kinds of port together are unlikely to be able to cater for the rapid demand growth currently under way, after all.
It is far more likely port operators and shipping lines will concentrate on the strengths of each kind of terminal. Zeebrugge may be marketed for its strengths as a site to transfer cargo from deep-sea vessels to smaller vessels bound for minor UK ports, while Antwerp will retain a vital role handling import and export cargo heading for Europe's industrial heart. "I don't think there will be all the cargo in Antwerp or all the cargo will move to a new port and Hamburg or Antwerp will close down," Mr Poulsen says. "I think there will be demand for all the facilities."
2/12/2007
Kortfilm van ex-Dynamo medewerker op Kortfilmfestival in DC

415 M Street
The annual DC Shorts Festival featured a documentary on 415 M Street titled, well, "415 M Street". Made by long time Mount Vernon Square resident Stephanie Slewka the documentary covers the unique history of a house that has been a home, a refuge for the elderly and a place of worship for Jews, Christians and gays, lesbians and transgendered.We caught up with Stephanie and asked a few questions.
Q. What inspired you to make 415 M St?
A. When the City Museum was about to open, I told a curator I'd be happy to help produce some of their videos. She did not need any help at the time, but she remembered the offer. Months later and much to my surprise and delight, she suggested I make a film about my house for a neighborhood exhibit. What could be better? To make a film about your house, with a deadline, a place to show it, and some help from a researcher at the historical society? I did a fair amount of my own research and spent hours in Southeast trying to find the resting place where members of an Orthodox Jewish synagogue, who had worshipped in my house, were buried.Most people love to give tours of their house. I am lucky that my house at 415 M has enough history to be interesting, and enough people still living who were a part of its history to make the house come alive in the film.The museum had no money by the time they suggested I make this film, so the production company I work with and I made the film in between other assignments, on a shoestring and offered it to the museum for free. We've tinkered with it since but haven't made it longer, which is why it's still a short film.
Q. How long have you been making movies?
A. After (living in Belgium & Holland and then) working in print journalism (in the States) for a long time, I traveled in Africa for a year, crossing the continent from Morocco to Capetown. When I returned I was broke, and the Gulf War was raging. I was offered a television assignment to cover the war, and even though I knew nothing about the medium, I went. I've been working in television making news programs and documentaries since then.
Q. DC Shorts is a great festival why did you decide to enter?
A. I didn't, I was gang-pressed into it. The manager of the production company with whom I often work insisted I enter the festival. "But I don't have a short film," I told her. "You have the house film," she replied. She made me promise I would apply to the festival, which is a good thing. The online application form was so long and laborious I might not have waded through to the end otherwise.
Q. What are you working on now?
A. Finishing up a long term independent project about Street Scenes, a series of public art happenings that have taken place all over DC in the past year. Producing news for foreign broadcasters, translating a French documentary and looking for good film ideas.
Abonneren op:
Posts (Atom)